Isidoor

Hoge hakken en koffie

Isidoor staat in de keuken van de schoolrefter. Het is half acht. De radio staat aan. Klara. Hij schept koffie in de percolator. Nu is het nog stil. Het beste moment van de dag. Door het raam ziet hij de parking liggen. Verlaten. Zo meteen komt de directeur. Dat weet hij. Altijd is de directeur eerst. Hij rijdt met een Passat. Deutsche grundlichkeit. Hard werkend, gedreven, vooruit. Merkkledij met klasse, dossiers netjes gestapeld op het bureau. Geen aarzeling, beslissen. Zo is de directeur. Isidoor houdt er wel van. Het is helder. Om twintig voor acht zal er een dampende kop koffie voor hem klaar staan. Twee klontjes suiker, wolkje melk. Dan kan zijn dag beginnen. Een dag van bouwen. De directeur is een bouwer. Hij laat klassen optrekken, luifels plaatsen, speeltuigen monteren, plavuizen egaliseren, ramen vernieuwen, lokalen schilderen, kasten met zand bestralen, richtingwijzers ophangen. Zijn dag is steeds te kort. Isidoor hoort geronk. Het grind van de parking kraakt. Daar zal hij zijn. Dat is wel te vroeg. De koffie is nog niet klaar. Isidoor schrikt vertwijfeld op. Dan ziet hij het. Geen Passat. Wel een Twingo. Een roze. Dat is één van de nieuwe. Die met blonde krullen en hoge hakken. Ze heeft een stem die als een mes door de gangen snijdt. Zo vroeg. Wat moet zij hier. Hij hoort het getik van haar stiletto's. Even later staat ze voor hem.
'Goede morgen Isidoor.' Het krast in zijn oren. Isidoor zegt ze. Niet eens mijnheer Depoortere. Gewoon Isidoor. Alsof zij hem kent. Hoe durft ze. 'Dag,' antwoordt hij kort. Ze trippelt verder met haar flikkerende tas van Vuitton. Dan draait ze zich om. 'Oh ja,' zegt ze, 'die koffie, kan die een tikkeltje straffer? Anders word ik nooit wakker.' Ze schudt even haar krullen en verdwijnt. Isidoor kijkt haar na. Zijn schouders hangen wat af, zijn handen trillen een beetje. Waar blijft in godsnaam Herr Grundlichkeit?

Isidoor overschouwt de arena

Isidoor kijkt voor zich uit. Hij is er de man niet naar om achter zich te kijken. Dat vraagt moeite en is best wel gewaagd. Voor zich uit dus maar.
Naar de rijen die zich gevormd hebben. De meesters die ervoor staan, met rechte ruggen, en de juffen, met korte rokken en fladderende blouses, want ook dat nog, het is mooi weer, uitgerekend op deze eerste schooldag straalt de zon.
Het roezemoest op de speelplaats. Het jonge grut is blij. Bij God, het is blij. Niet dat Isidoor in God gelooft, maar bij God klinkt goed om verbijstering te schetsen.
Er zijn nieuwe gezichten. Dat heeft hij meteen gezien. Hij kent zijn schapen. Er staat angst in hun ogen. Niet bijster veel - in deze tijd niet meer - maar toch. Ze draaien maar wat rond. Hun nieuwe boekentas redt hen niet. In zijn tijd was angst nog echt.
Hij zal een dezer dagen wel eens tot bij hen lopen. Een voor een. Zeggen wie hij is. Hen wat moed geven. Een schouderklopje. Een tip. Een vingerwijzing. Dat doet hij elk jaar. De nieuwelingen de arena leren kennen.