Lierenaar

lier

als een slaperige dame
vermoeid van het minnen
ligt zij loom tussen de wateren
die haar bevloeien
en zo vruchtbaar maken

van de nauwe nerven in haar handen
waar begijnen wonen
tot de grote marktplaats
die rond haar navel ligt
- meermaals omgeploegd
ontbloot van het verleden
afgevlakt voor morgen
door polijsters
die hun truwelen schrapen -
tast ik vruchteloos
naar de gewaden
waarin zij zich eeuwen heeft gehuld

de trotse moeder
die haar telgen
diep in de rokken duwt

terrassen schreeuwen van het zonlicht

vreemd hoe graag ik mij
zo zichtbaar
in haar schoot verschuil

deze stede
die mij drinkt

Verjaardagsrede voor Pallieter

Pallieter PolisToen uitgeverij Polis mij een tijdje terug contacteerde met de vraag of ik als Liers auteur een woordje wilde zeggen bij de herdoop van een 100-jarige dan fronste ik de wenkbrauwen. En wel om twee redenen.

Een ervan was een meer dan gerechtvaardigde bescheidenheid.

Hoe kan je als Liers auteur met één boek op je naam en eentje dat binnenkort op de markt komt, iets gaan betekenen op het feestje ter ere van een alom gelauwerd werk van een auteur die jou in deze stad is voorgegaan en een oeuvre bij elkaar heeft geschreven waar je alleen maar kan van duizelen. Ik zou hier eigenlijk onder de tegels moeten kruipen uit nederigheid. Als ik het aantal boeken en vertalingen dat Felix Timmermans op zijn naam heeft staan ooit bij benadering wil evenaren en ik blijf verder werken aan het tempo waarop ik nu bezig ben dan moet ik, ik heb het even uitgerekend, een slordige tweehonderdtwintig jaren oud worden. De wetenschap is tot veel in staat, maar naïviteit kan men vooralsnog niet genezen.

Een tweede reden waarom ik aarzelde was achterdocht.

Als eeuweling terug gedoopt worden, daar moeten wel goede redenen voor zijn. Anders word je niet meer uit je stoffige hoek naar boven gehaald. Bij mij was het bijna dertig jaren geleden dat ik het boek echt gelezen had, ik had intussen wel de film en de musical een aantal keren gezien, maar de tekst zelf, zat ver weg.

Ik ben blij dat ik tegen Polis ja heb gezegd want daardoor dwong ik mezelf tot een nieuwe lectuur en tot een nieuwe ervaring. Wat ik destijds, als bronstige adolescent niet gelezen had, trof mij nu wel. Hoe Felix Timmermans, in een – naar hedendaagse normen – plotloos boek, een zeer poëtische wandeling maakt doorheen de seizoenen, en door de ogen van een jonge man de schoonheid van de natuur en het ontroerende van het eeuwige wentelen van de wereld weet te schetsen, is wonderschoon.

En vooral, let goed op, niet gedateerd. Dat probeer ik te staven.

Hoe Pallieter in plaats winterhout te kopen, ontroerd geraakt door een beuk die drie man niet kosten omvatten, hij spreidde zich ver uiteen en verborg zijn kruin in den mist; zijn voet stond struisch met veel woest kronkelende en ver lopende armen rotsvast in den grond. Een model van een boom. De koning van het woud. Pallieter kocht hem en liet hem staan.

Joke Schauvliege, waar ben je?

Wat zou zijn mening zijn over al die de vreemden, op weg naar andere oorden, hij die voor die Bohemers zijn hoed afdeed, voor die mannen, die zwervend overal hun leven vulden met muziek uit alle landen. Daar was iets reuzigs in hen. ’t Waren dichters.

Zou Pallieter zijn eigen Lier trouwens nog herkennen?

Wat zou hij voelen bij het rooien van de bomen op zijn zo bejubelde stadsvesten, enkel en alleen voor de duistere machten die men kapitaal en immobiliën noemt.

Wat zou hij vinden van het peperdure prostaatgedruppel dat op onze Grote Markt werd geïnstalleerd, als je weet dat hij in zijn eigen tuin bij ’t fonteintje bleef staan dat op zijn hoogste spoot, en flitsperelend neerdripselde op den rug der rustige goudvissen?

Wat zou hij zeggen over de noodoplossing die men intussen heeft bedacht: kunstgras van plastic. Hij die luidkeels riep: ‘Ma salon! De loecht is ma plafon, de zon man horloge, het gers is man tapijt.’

Wat zou hij denken van een paar zotte lieden die hier onlangs in de Nete sprongen en een gasboete toebedeeld kregen, ze waren nog niet eens in hunnen blooten flikker.

Zou hij lachen met diegenen die op dat moment probeerden een scheet in een vogelkeveke gevangen te zetten?

Of zou hij zwijgen, aangedaan zijn tot in het klokhuis van zijn ziel?

Ik weet het, de tijden zijn veranderd. Het wentelen van de wereld is blijven doorgaan en we zijn honderd jaren verder. Maar het is goed om achterom te kijken. Het helpt vaak om het heden te begrijpen.

Om Timmermans te begrijpen.

Je gaat pas integer om met de geschiedenis van de mensheid, als je integer omspringt met de mensen die deze geschiedenis schreven, of je die passage nu leuk vindt of niet. Men poogt het verleden te begrijpen toch, het een plaats te geven, maar het niet weg te krassen. Dat verdient geen enkele ziel die ons voorging, geen boer, geen klerk, geen schrijver, geen kardinaal.

Men grijpt geen tijd, tijd grijpt ons.

Of met de woorden van Timmermans klinkt dat aldus:

De bladeren vielen, de winter rilde aan den horizon. Het was er mee gedaan. Het leven had alles gegeven wat het kon. Het was moe en uitgeput, en ging nu rusten terug in den grond, en er nieuwe krachten vergaren voor te naaste jaar. Kikkers, vleermuizen, vogelen en krekels, alles doet en moet mee met de groote wet. Terugwerking. Het is de inademhaling van de wereld. Allerhande nieuwe levens zijn nu geboren en hebben geleefd, en daar het leven altijd maar leven moet en leven geven, zoo haalt het er vele terug naar binnen, om er te naaste jaar andere zielen in te blazen. Hoe kan het anders? van waar zou de aarde het omhulsel der zielen blijven halen? Zij is immers rond en afgerond, en er is niet meer stof in dan er in is. Daarom doen die heengaan mee om anderen te laten komen. Zoo heeft ieder zijn toer, en ’t een is even schoon als ’t ander, omdat het mee tot den asem van het leven behoort. Och ’t is zoo schoon als men er aan denkt, maar ach, wij menschen zouden het toch anders willen.

Beste mensen, ik wens jullie heel veel vreugde en literair genot bij deze nieuwe uitgave van de eeuweling.

Vrolijke Pallieter … ik wens jou een gelukkige verjaardag.

Het ga je goed.

Mijn speech … alweer voor de Lierenaars

Lees meer...

Goedenavond mijn waarde dames en heren van het Lierse stadhuis.
Goedenavond vrienden en vriendinnen van de cultuur in de breedste zin van het woord.

Mijnheer de burgemeester en schepenen, het is weer zover, u ontvangt mij opnieuw met open armen in de galazaal van uw prachtige stadhuis. U weet van de vorige aangelegenheid dat ik u met plezier toespreek, dat ik u met plezier aanspreek, zo u wil, op een en ander dat aan uw immer onverdroten aandacht ontglipt zou kunnen zijn. Een mens kan immers niet alles gezien of gehoord hebben. En jawel, ik grijp graag mijn kans.

Laat ik beginnen met, en het zal u misschien verrassen, een woord van waardering. Het is mij immers niet ontgaan dat u werkelijk kosten noch moeite hebt gespaard om mijn blijde intrede in deze stede een soort van koninklijk allure te verschaffen.  U had uit mijn vorige speech perfect begrepen - een politicus moet nogal wat onthouden, maar u doet het dan toch maar - dat ik mij nederig en in burgerlijke eenvoud ophoud in mijn woonst op de Mechelsesteenweg.  Het kan niet anders of u hebt na die plechtigheid van toen een geheime spoedzitting gehouden en u hebt daar de oude en nieuwerwetse stafkaarten en stadsplannen van Lier opengevouwen en u bent naarstig op zoek gegaan naar die Mechelsesteenweg, naar die onopvallende woning van dat zogenaamde literair sujet dat u zo aimabel had toegesproken. U zal wel even gediscussieerd hebben, u zal het niet meteen met elkaar eens geweest zijn, maar na wat argumenteren, u bent niet voor niets politici, vond u de bewuste straat terug, tussen de ring en de stadsvesten, u vond ook mijn schrijvershol terug en u concludeerde, als deze man ooit nog terug naar het stadhuis komt, moeten wij voorbereid zijn, er mag ons, zeker wat mobiliteit betreft, niets ontglippen. Toen kwam de berichtgeving over die cultuurprijs, en deze genomineerde, en u ging meteen aan de slag. Het volledige Lyrastadion werd platgelegd om mij een wijds stadszicht te verschaffen. Mooi. Vervolgens dacht u wellicht: cultuurprijs, die man komt met zijn wagen en zijn eigen chauffeur, tot aan de pui van het stadhuis, die stapt uit met veel glamour en glitter om daar de hand te schudden van een of andere prins die hier nog verdwaald rondloopt van een vorige aangelegenheid,  dus wij effenen zijn pad tot een brede boulevard van aan zijn woonst tot op de markt. U begon met de asfaltering van het eerste deel ter hoogte van de Baron Opsomerlaan. Geen twee maar drie rijstroken, deze man moet kunnen kiezen welke kant hij uit kan, anders klaagt en zaagt hij weer. Dan was er het bruggetje, dat had u eerder al in perfecte staat gebracht, u hoefde enkel nog de reling af te stoffen. Vervolgens was er dat stuk aan het ziekenhuis. Dat zieke stuk. Ik waardeer het enorm dat u de bandbreedte van mijn auto hebt laten natrekken en dat u, tot uw eigen grote opluchting, kon constateren dat  die perfect overeenstemde met de breedte van de twee smalle asfaltstrookjes die er nog zijn overgebleven op die voor het overige onberijdbare calvarieweg tussen de school en het ziekenhuis. En tot slot uw oog voor het kleine detail, dat heeft het zo mooi gemaakt. U liet ook nog de straten vegen. In de literatuur echter zijn details vaak van cruciaal belang. Want, voor dat vegen diende u mijn wagen weg te slepen, ik pleit schuldig, ik had het bordje niet gezien. Maar dat maakt wel dat mijn chauffeur en ik hier nu samen zijn, met de fiets.

U kan dus alles terug opruimen, zeker die drie rijstroken aan de Baron Opsomerlaan, want daar heb je echt geen moeilijke wetteksten of dure berekeningen van mobiliteitsdeskundigen voor nodig, dat ziet een simpele ziel zelfs met het blote oog, zo’n drie rijstroken zouden gewoon ouderwets levensgevaarlijk zijn voor voetgangers en fietsers, dat is niet meer van deze tijd, maar bon, dat weet u zelf ook wel, u bent deskundig genoeg.

Toch bedankt, voor al die moeite.

Het is ook nooit goed voor die artiesten, zie ik u nu denken.

Maar het is wel goed hoor. Het is heel oké om hier te zijn. Want ik wil vanavond mijn oprechte dank en mijn respect betuigen.
Om te beginnen aan alle genomineerden, wiens timmerwerk aan de culturele weg ik niet allemaal even grondig ken, maar waarvan ik wel overtuigd ben dat het minstens even belangrijk is als elk gevleugeld woord dat neergeschreven wordt. Ik vind het zeer bijzonder dat er hier een grote diversiteit aan kunstvormen en persoonlijkheden waar te nemen valt. Er is hier een gedreven componist die zijn werk vrijelijk deelt met de wereld via het internet. Er zijn twee dames die vanuit de buik van onze samenleving een film hebben gemaakt over migratie, een onderwerp waarover mediageile figuren de laatste tijd nogal polariserende uitspraken blijken te leveren. Er is hier een soort van intendant van het Lierse culturele erfgoed. Er is hier een organisator van misschien niet altijd supergrote, maar wel zeer kwaliteitsvolle muziekoptredens. En tot slot is hier ook een groep van mensen die met een warm hart en met veel overtuiging de Lierse folklore met recht en rede op de affiche weten te houden. Laat ons deze verscheidenheid in de toekomst alstublieft blijven toejuichen.
Ik bedank de mensen die mij voorgedragen hebben voor deze cultuurprijs.
Ik bedank de cultuurraad die dit initiatief in leven houdt en op die manier toch een duidelijk signaal aan de burgers geeft dat cultuur zijn waardevolle en noodzakelijk plek in een stad als de onze heeft.
Ik bedank de waarde dames en heren van het Lierse stadhuis, uiteraard, voor hun gastvrijheid en hun ondersteuning van dit initiatief.

Ik bedank hen niet alleen, ik ben ook van goede wil.

Ik heb immers al een aantal agendapunten voor de volgende gemeenteraad klaar, mijnheer de burgemeester en schepenen. U hoeft niet te melden dat u ze van mij hebt, moet echt niet, realiseer ze gewoon en scoor er daarna maar mee bij je kiezers. Ik som ze even op. De stadsdichter, dat had ik al eens gezegd maar dat moet u op een of andere manier ontgaan zijn. De poëziewandeling in de zomer. Het vertelfestival in de winter. Een nieuwe tribune in de Mol met stoelen waarop een mens zich wel kan verzetten zonder dat het gekraak tot in Koningshooikt te horen is. Het behoud van een ruim budget voor onze stedelijke bibliotheek, want dat ligt nu ook in jullie handen.
En tot slot een tip: ieder initiatief dat nog maar ruikt naar multicultureel én integratie-bevorderend, meteen de volle steun geven, ik raad het u aan.

En vooral, blijven lachen, wie er ook aan het spreekgestoelte verschijnt.

Mijn warme dank voor deze Cultuurprijs 2014 en een fijne avond aan iedereen.