Het stoomt in het hoofd van Isidoor. Gekkigheden hebben zich aangediend. Het begon al vorige week, bij die bestelling van drie dozen cava. Drie dozen godbetert. En dan daarna de vraag van die hupsakee-dame van de ouderraad. Of er nog hoedjes waren. Rode hoedjes met een elastiekje aan. ‘Het is toch nog geen carnaval,’ had hij gerepliceerd. Hupsakee had even gelachen en had daarna het vingertje in de lucht gestoken – een bordeauxrood gelakte nagel – met de woorden: ‘Voor de dag van de leerkracht, beste vriend, de dag van de leerkracht.’
Beste vriend. Hij had even gehuiverd. Hupsakee was nogal kwistig met haar genegenheden. Isidoor had zich omgedraaid en zelfs niets gemompeld. Bordeauxrode vrouwennagels moesten maar niet in zijn richting wijzen. Doch, hij had de dag daarna gedwee alles bij elkaar gezet. De cava, de hoofddeksels, de papieren tafellakens met de print van herfstbladeren, de plastic bekers, de microfoon, de vlaggetjes, de naamkaartjes. Hij had de elektronische klok van de schoolbel gisteren aangepast, zomaar even dertig minuten later. Hij had de batterijen voor de filmcamera in de oplader gestoken en was deze ochtend de koffiekoeken en versnaperingen gaan afhalen bij bakker Benoit. ‘Want er is geen betere,’ had Hupsakee gezegd. En ook geen duurdere, had hij gedacht.
Daar zitten ze nu dan. Om acht uur in de ochtend. Aan een lange ontbijttafel op de speelplaats. Ze lachen en maken plezier met koffie en thee en cava. Vroeg in de ochtend met cava! Waar gaat het naartoe met deze wereld? Ze moeten nog een hele dag hun meute koters de les spellen maar zitten hier reeds te heffen als volleerde drinkebroers. En zusters. Want de juffen kunnen er ook wat van. Immers … het is hun dag. Hun hoogdag. Hun zet eens een onnozel hoedje op je hoofd-dag. De kinderen lachen. De mama’s lachen nog harder. En zij zelf lachen ook. Schaapachtig, groen, ingehouden, bekakt, hardop, maakt niet uit hoe. Maar ze lachen.
Isidoor zal straks opruimen. De hele troep. Wanneer ze allen weer in hun klassen zijn. Om echt te werken. Zou het ooit eens dag van Isidoor zijn, vraagt hij zich af. Maar dan ziet hij Hupsakee met vaste pas en namaak-Vuitton onder de arm postvatten achter de microfoon voor haar woordje. Ach laat maar, mijmert hij verder en hij proeft één van de geblutste pralines. ’Gooi die maar in de vuilbak,’ had ze gezegd.