Fabel van de fonteinen

Er moet mij iets van het hart waarde dames en heren van het Lierse stadhuis. In alle bescheidenheid, dat wel, want ik brei zinnen en brouw verhalen. Ik schrijf geen wetten, heb niet echt notie van beleid en neem geen besluiten waarmee ik meer dan alleen maar mijn huisgenoten belast. Ik weet zelfs niet veel af van coalities en andere soortgelijke spinsels. En toch moet het mij van het hart. Er is toch iemand die het zeggen moet. Het valt mij immers op dat men de laatste jaren, en ik kijk over legislaturen heen, zelfs op het Stadhuis geneigd is zich te wagen aan fabels. De fabels van de fonteinen. U fabelt wat af. Dat weet u toch? De fontein is te klein, te groot, te nat, te fijn, te duur, te intellectueel, te hoog, te laag, te prostatisch, te contradictorisch, te saai, te weinig kleur. Het is altijd wel wat, maar het is nooit te goei. Mijn heren en dames van onze stede Lier, alstublieft, het is maar een fontein. Denkt u misschien liever eens na over het lot van deze burger met zijn kleine dochterlief, een prinsesje, echt waar, u moest haar eens zien, die zich op haar stalen rosje samen met haar papa naar school begeeft. Zij vertrekt ter hoogte van dat rood-witte voetbalstadion waarvoor u nog een andere plek dient te voorzien, maar dat geheel ter zijde. Dan komt zijn op het bruggetje over het water, waar een angstaanjagend hoge stoeprand haar scheidt van voorbijrijdende auto's, om te belanden op een strook tussen ziekenhuis en scholen, nauwelijks nog wegdek te noemen. Zij mag niet vlak tegen de geparkeerde auto's, dat weet zij, dus rijdt zij wat meer naar het midden, op een strook, u moet die beslist ook eens doen met een fiets, die - wat putten en kraters betreft - uit wereldoorlog 1 lijkt te komen, een oorlog waar ik nu toevallig onlangs nog iets over las. Het kind dokkert en davert, het rilt en trilt, het bibbert en beeft zich een weg tot op die schone Grote Markt, waar de angsten die zij doorstond om overeind te kunnen blijven op die door de auto's kapot gereden boulevard, haar de zin ontnomen hebben nog te kijken naar die fonteinen. Voor haar part laat u er morgen rijstpap uit spuiten, of confetti, of pingpongballetjes in de stadskleuren, maakt niet uit, maar doe eerst iets aan de fiets-vriendelijkheid van de baan die dagelijks honderden prinsen en prinsessen moeten trotseren. Mijne dames en heren van het Stadhuis, stop toch met het verzinnen van fabels. Laat dat maar over aan kunstenaars en schrijvers. Die hebben daar de tijd voor want zij zullen nooit weten wat 'echt' werken is.

Ik dank u, in naam van dat prinsesje.

Tagged ,